AFTREKKEN |
Aangemaakt: 09-11-2013
Laatst gewijzigd: 09-11-2013 |
Je kunt getallen van elkaar aftrekken. Soms is dat makkelijk, soms zijn de getallen wat groter en dan is het aftrekken wat lastiger.
Eerst een makkelijk sommetje:
Peter heeft acht euro. Hij koopt een broodje van drie euro. Hoeveel heeft hij nog over?
8 - 3 = 5
Eerst een makkelijk sommetje:
Peter heeft acht euro. Hij koopt een broodje van drie euro. Hoeveel heeft hij nog over?
8 - 3 = 5
Splitsen
34 - 6 = ?
Je kunt deze som in twee stappen doen, door het getal 6 te splitsen in 4 en 2:
34 - 4 = 30
30 - 2 = 28
Je ziet dat het tiental 3 bij de tweede stap in een 2 is veranderd. Je hebt een tiental 'geleend'.r klikken om te bewerken.
34 - 6 = ?
Je kunt deze som in twee stappen doen, door het getal 6 te splitsen in 4 en 2:
34 - 4 = 30
30 - 2 = 28
Je ziet dat het tiental 3 bij de tweede stap in een 2 is veranderd. Je hebt een tiental 'geleend'.r klikken om te bewerken.
Splitsen met grotere getallen
352 - 87 = ?
Als je dit uit het hoofd wilt uitrekenen, kun je het getal 87 splitsen:
352 - 87 = ?
Als je dit uit het hoofd wilt uitrekenen, kun je het getal 87 splitsen:
- Splits het getal 87 in 52 en 35 (want 87-52=35)
- Trek nu die twee getallen na elkaar af:
- 352 - 52 = 300
- 300 - 35 = 265
Op papier aftrekken met 'lenen'
Als je de getallen te groot vindt worden, schrijf ze dan op. Zorg ervoor dat de rechterkant van de getallen (de eenheden) recht onder elkaar staan.
H = Honderdtallen, T = Tientallen, E = Eenheden.
352 - 87 = ?likken om te bewerken.
Als je de getallen te groot vindt worden, schrijf ze dan op. Zorg ervoor dat de rechterkant van de getallen (de eenheden) recht onder elkaar staan.
H = Honderdtallen, T = Tientallen, E = Eenheden.
352 - 87 = ?likken om te bewerken.
STAP 1:
Zet de getallen recht onder elkaar, eenheden onder eenheden (E), tientallen onder tientallen (T), honderdtallen onder honderdtallen (H).
STAP 2:
Let alleen op de eenheden. De som 2 - 7 lukt niet, want 7 is groter dan 2. Ga een tiental lenen*. Je verandert de 5 in een 4 en mag dan 12 - 7 uitrekenen. Dat is 5. Schrijf een 5 onder de streep op de plaats van de eenheden.
STAP 3
Let nu alleen op de tientallen. De 5 was veranderd in een 4. De som 4 - 8 lukt niet, want 8 is groter dan 4. Ga een honderdtal lenen. Je verandert de 3 in een 2 en mag dan 14 - 8 uitrekenen. Dat is 6. Schrijf een 6 onder de streep op de plaats van de tientallen.
STAP 4
Nu de honderdtallen nog. De 3 was in een 2 veranderd. Je hoeft er niets van af te trekken. Schrijf de 2 onder de streep. Nu staat het antwoord er: 265.
* Het woord "lenen" is misschien niet zo goed in dit verband, want wat je leent moet je ook teruggeven. Een betere term zou kunnen zijn: inwisselen, zoals je een briefje van 10 euro inwisselt voor 10 losse euro's.
Zet de getallen recht onder elkaar, eenheden onder eenheden (E), tientallen onder tientallen (T), honderdtallen onder honderdtallen (H).
STAP 2:
Let alleen op de eenheden. De som 2 - 7 lukt niet, want 7 is groter dan 2. Ga een tiental lenen*. Je verandert de 5 in een 4 en mag dan 12 - 7 uitrekenen. Dat is 5. Schrijf een 5 onder de streep op de plaats van de eenheden.
STAP 3
Let nu alleen op de tientallen. De 5 was veranderd in een 4. De som 4 - 8 lukt niet, want 8 is groter dan 4. Ga een honderdtal lenen. Je verandert de 3 in een 2 en mag dan 14 - 8 uitrekenen. Dat is 6. Schrijf een 6 onder de streep op de plaats van de tientallen.
STAP 4
Nu de honderdtallen nog. De 3 was in een 2 veranderd. Je hoeft er niets van af te trekken. Schrijf de 2 onder de streep. Nu staat het antwoord er: 265.
* Het woord "lenen" is misschien niet zo goed in dit verband, want wat je leent moet je ook teruggeven. Een betere term zou kunnen zijn: inwisselen, zoals je een briefje van 10 euro inwisselt voor 10 losse euro's.
Dubbel 'lenen'
Als het bovenste getal nullen bevat, wordt lenen moeilijker.
H = Honderdtallen, T = Tientallen, E = Eenheden.
301 - 87 = ?
Als het bovenste getal nullen bevat, wordt lenen moeilijker.
H = Honderdtallen, T = Tientallen, E = Eenheden.
301 - 87 = ?
STAP 1:
Zet de getallen recht onder elkaar, eenheden onder eenheden (E), tientallen onder tientallen (T), honderdtallen onder honderdtallen (H).
STAP 2:
Let alleen op de eenheden. De som 1 - 7 lukt niet, want 7 is groter dan 1. Je wilt een tiental lenen, maar dat lukt niet. Leen daarom een honderdtal. Je verandert de 3 in een 2 en de 0 in een 9 en mag dan 11 - 7 uitrekenen. Dat is 4. Schrijf een 4 onder de streep op de plaats van de eenheden.
STAP 3
Let nu alleen op de tientallen. De 0 was veranderd in een 9. De som 9 - 8 lukt nu meteen. Dat is 1. Schrijf een 1 onder de streep op de plaats van de tientallen.
STAP 4
Nu de honderdtallen nog. De 3 was al in een 2 veranderd. Je hoeft er niets van af te trekken. Schrijf de 2 onder de streep. Nu staat het antwoord er: 214.
Zet de getallen recht onder elkaar, eenheden onder eenheden (E), tientallen onder tientallen (T), honderdtallen onder honderdtallen (H).
STAP 2:
Let alleen op de eenheden. De som 1 - 7 lukt niet, want 7 is groter dan 1. Je wilt een tiental lenen, maar dat lukt niet. Leen daarom een honderdtal. Je verandert de 3 in een 2 en de 0 in een 9 en mag dan 11 - 7 uitrekenen. Dat is 4. Schrijf een 4 onder de streep op de plaats van de eenheden.
STAP 3
Let nu alleen op de tientallen. De 0 was veranderd in een 9. De som 9 - 8 lukt nu meteen. Dat is 1. Schrijf een 1 onder de streep op de plaats van de tientallen.
STAP 4
Nu de honderdtallen nog. De 3 was al in een 2 veranderd. Je hoeft er niets van af te trekken. Schrijf de 2 onder de streep. Nu staat het antwoord er: 214.