GGFIBAC
|
|
DoelJe kunt volgens een vast stappenplan een opgave uitrekenen.
|
uitleg
Stappenplan bij het rekenen
Om tijdens rekenopgaven niets over te slaan is er een volgorde bedacht waarin we rekenvragen oplossen . De eerste letters van elk van de stappen samen vormen de afkorting GGFIBAC (afbeelding 1). Om het stappenplan te kunnen gebruiken moet je deze stappen uit het hoofd leren. Hoe ze werken zie je in video 1. eerst leren: grootheid , eenheid , formule Voorbeeld 1 Hoeveel afstand leg je af als je vier uur lang met 20 kilometer per uur rijdt? snelheid v = 20 kilometer per uur tijd t = 4 uur afstand S = ? kilometer afstand = snelheid x tijd afstand = 20 x 4 afstand = 80 kilometer |
Video 1 : S = v x t
|
Je kunt een rekenopgave uitwerken volgens het stappenplan GGFIBAC
1. (G) GEGEVENS
Schrijf de gegeven en gevraagde grootheden en eenheden op met symbolen.
2. (G) GELIJKMAKEN
Reken om naar bij elkaar passende eenheden.
3. (F) FORMULE
Zoek een geschikte formule.
4. (I) INVULLEN
Vul de bekende getallen in.
5. (B) BEREKENEN
Reken het antwoord uit.
6. (A) ANTWOORDEN
Controleer of je antwoord hebt op de vraag en schrijf je antwoord op met de juiste eenheid.
7. (C) CONTROLEREN
Check of je antwoord ongeveer zou kunnen kloppen (geen fietser met een snelheid van 20.000 km/h).
1. (G) GEGEVENS
Schrijf de gegeven en gevraagde grootheden en eenheden op met symbolen.
2. (G) GELIJKMAKEN
Reken om naar bij elkaar passende eenheden.
3. (F) FORMULE
Zoek een geschikte formule.
4. (I) INVULLEN
Vul de bekende getallen in.
5. (B) BEREKENEN
Reken het antwoord uit.
6. (A) ANTWOORDEN
Controleer of je antwoord hebt op de vraag en schrijf je antwoord op met de juiste eenheid.
7. (C) CONTROLEREN
Check of je antwoord ongeveer zou kunnen kloppen (geen fietser met een snelheid van 20.000 km/h).
meer uitleg
De korte en simpele rekenvragen bij NASK zijn goed uit het hoofd op te lossen. Je hebt er geen stappenplan voor nodig. De bedoeling van de NASK opgaven is juist om te leren ingewikkeldere rekenopgaven op te lossen. We doen dit door elke vraag op te delen in een aantal deel-problemen.
G = gegevens
Zoek in de opgave naar de grootheden de waarde bekend is en in welke eenheid .
Zoek in de opgave ook op welke grootheid je moet berekenen en in welke eenheid het antwoord moet worden gegeven.
Schrijft deze gegevens op in het wetenschappelijk formaat. ( bv. s = 20 km en t = 2 h)
G = gelijkmaken
Reken, als het nodig is, waarden om tot de eenheden met elkaar overeenkomen.
(b.v Een snelheid in km/h kan je alleen berekenen als je de afstand in km hebt en de tijd in h.)
F = formule
Zoek een formule waarin de afkortingen van de gegevens voorkomen.
Zet als het nodig is de formule om met zodat de grootheid die je wilt berekenen vooraan staat. Veel formules staan in BINAS
(hoe je dat doet leer je in deze vaardigheid)
I = invullen
Vul de bekende grootheden in je formule in.
Zet de eenheden achter de getallen, dat helpt je bij de volgende stappen.
B = berekenen
Als het nodig is gebruik je de kennis van vergelijkingen uit wiskunde om aan je antwoord te komen.
A = antwoorden
Schrijf je antwoord op in het wetenschappelijk formaat.
Zet de juiste eenheid er achter.
C = controleren
Neem een stapje terug van de vraag en probeer het geheel te zien. Heb je antwoord gegeven op de vraag? Is het antwoord logisch en te verwachten, of heb je als voorbeeld net uitgerekend dat een pasgeboren baby gemiddeld 24522,3 kilogram weegt?
De korte en simpele rekenvragen bij NASK zijn goed uit het hoofd op te lossen. Je hebt er geen stappenplan voor nodig. De bedoeling van de NASK opgaven is juist om te leren ingewikkeldere rekenopgaven op te lossen. We doen dit door elke vraag op te delen in een aantal deel-problemen.
G = gegevens
Zoek in de opgave naar de grootheden de waarde bekend is en in welke eenheid .
Zoek in de opgave ook op welke grootheid je moet berekenen en in welke eenheid het antwoord moet worden gegeven.
Schrijft deze gegevens op in het wetenschappelijk formaat. ( bv. s = 20 km en t = 2 h)
G = gelijkmaken
Reken, als het nodig is, waarden om tot de eenheden met elkaar overeenkomen.
(b.v Een snelheid in km/h kan je alleen berekenen als je de afstand in km hebt en de tijd in h.)
F = formule
Zoek een formule waarin de afkortingen van de gegevens voorkomen.
Zet als het nodig is de formule om met zodat de grootheid die je wilt berekenen vooraan staat. Veel formules staan in BINAS
(hoe je dat doet leer je in deze vaardigheid)
I = invullen
Vul de bekende grootheden in je formule in.
Zet de eenheden achter de getallen, dat helpt je bij de volgende stappen.
B = berekenen
Als het nodig is gebruik je de kennis van vergelijkingen uit wiskunde om aan je antwoord te komen.
A = antwoorden
Schrijf je antwoord op in het wetenschappelijk formaat.
Zet de juiste eenheid er achter.
C = controleren
Neem een stapje terug van de vraag en probeer het geheel te zien. Heb je antwoord gegeven op de vraag? Is het antwoord logisch en te verwachten, of heb je als voorbeeld net uitgerekend dat een pasgeboren baby gemiddeld 24522,3 kilogram weegt?