lenzen |
|
doel- Je kunt het principe accommoderen uitleggen.
- Je kunt uitleggen wanneer je ooglens boller of platter wordt. |
uitleg
Een eenvoudige voorstelling van voorwerp-beeld constructie is de camera obscura.
Een camera obscura (Latijn voor donkere kamer) is een verduisterde ruimte waarbij in een van de wanden een klein gaatje is aangebracht, later ook wel een lens. Het hierdoor invallende licht werpt een afbeelding van de buitenwereld op de tegenoverliggende wand. Net zoals bij afbeelding door een lens het geval is, wordt de buitenwereld op zijn kop afgebeeld. Als de achterwand van de camera obscura doorzichtig wordt gemaakt (bijvoorbeeld met matglas) is de afbeelding van buitenaf te zien. |
Een bijzonder aspect van de camera obscura is dat de opnamen een oneindige scherptediepte hebben, tenminste de versies zonder lens.
Een lens bestaat altijd uit een stuk doorzichtig materiaal waarvan in ieder geval één kant gebogen is (afbeelding 1). Lenzen kun je indelen in twee groepen; Bolle - en Holle lenzen (afbeelding 2).
Bolle lens
Dit is een bolle lens, ook wel convexe lens genoemd. De lichtstralen komen in een punt samen. Dat is het brandpunt ( F ). De brandpuntsafstand is aangegeven met f.
De lens die hiernaast is afgebeeld is een bolle lens. Deze lens wordt ook wel convexe lens genoemd. Wanner de lichtstralen door de lens gaan, veranderen ze van richting. Behalve de lichtstralen die door het centrum van de lens gaan.
Bij een bolle lens buigen de lichtstralen naar binnen. Dit zijn dan convergerende lichtstralen. Alle lichtstralen komen samen in één punt. Dit punt is het zogenaamde brandpunt ( F ). De afstand van het optisch middelpunt (midden van de lens) tot het brandpunt noem je de brandpuntsafstand ( f ).
Wanneer wij op een zonnige dag met een bolle lens en een stuk papier voor het raam gaan staan, dan is het mogelijk om een afbeelding van het raam op het papier te krijgen (zie afbeelding). De afbeelding op papier staat ondersteboven en wordt reëel beeld genoemd. Het beeld dat in een spiegel gevormd wordt noemen we een virtueel beeld. Dit beeld kunnen we namelijk niet opvangen op een stuk papier achter de spiegel.
Hoe boller de lens hoe dichter het brandpunt bij het optisch midden ligt.
Dit is een bolle lens, ook wel convexe lens genoemd. De lichtstralen komen in een punt samen. Dat is het brandpunt ( F ). De brandpuntsafstand is aangegeven met f.
De lens die hiernaast is afgebeeld is een bolle lens. Deze lens wordt ook wel convexe lens genoemd. Wanner de lichtstralen door de lens gaan, veranderen ze van richting. Behalve de lichtstralen die door het centrum van de lens gaan.
Bij een bolle lens buigen de lichtstralen naar binnen. Dit zijn dan convergerende lichtstralen. Alle lichtstralen komen samen in één punt. Dit punt is het zogenaamde brandpunt ( F ). De afstand van het optisch middelpunt (midden van de lens) tot het brandpunt noem je de brandpuntsafstand ( f ).
Wanneer wij op een zonnige dag met een bolle lens en een stuk papier voor het raam gaan staan, dan is het mogelijk om een afbeelding van het raam op het papier te krijgen (zie afbeelding). De afbeelding op papier staat ondersteboven en wordt reëel beeld genoemd. Het beeld dat in een spiegel gevormd wordt noemen we een virtueel beeld. Dit beeld kunnen we namelijk niet opvangen op een stuk papier achter de spiegel.
Hoe boller de lens hoe dichter het brandpunt bij het optisch midden ligt.
Holle lens
De lichtstralen verspreiden zich als ze door de lens gaan. Het brandpunt van deze lens ligt eigenlijk voor de lens (F). De brandpuntsafstand is aangegeven met f.
Er zijn holle lenzen die we ook wel negatieve lenzen noemen. Deze lenzen zijn aan de buitenkant dikker dan in het midden. Door de vorm van een negatieve lens worden lichtstralen meer verspreid.
De lens hierboven is een holle lens. Ook wel concave lens genoemd. Net zoals bij de bolle lens heeft een lichtstraal die door het centrum van de lens gaat, geen afwijking. De overige lichtstralen worden naar buiten toe afgebogen. Dit zijn dan divergerende lichtstralen. Een lichtbundel wordt dus verspreid over een gebied dat groter is dan de oorspronkelijke lichtbundel. Een holle lens kan niet gebruikt worden als vergrootglas, omdat voorwerpen juist kleiner lijken.
Hoe holler de lens hoe dichter het brandpunt bij het optisch midden ligt.
De lichtstralen verspreiden zich als ze door de lens gaan. Het brandpunt van deze lens ligt eigenlijk voor de lens (F). De brandpuntsafstand is aangegeven met f.
Er zijn holle lenzen die we ook wel negatieve lenzen noemen. Deze lenzen zijn aan de buitenkant dikker dan in het midden. Door de vorm van een negatieve lens worden lichtstralen meer verspreid.
De lens hierboven is een holle lens. Ook wel concave lens genoemd. Net zoals bij de bolle lens heeft een lichtstraal die door het centrum van de lens gaat, geen afwijking. De overige lichtstralen worden naar buiten toe afgebogen. Dit zijn dan divergerende lichtstralen. Een lichtbundel wordt dus verspreid over een gebied dat groter is dan de oorspronkelijke lichtbundel. Een holle lens kan niet gebruikt worden als vergrootglas, omdat voorwerpen juist kleiner lijken.
Hoe holler de lens hoe dichter het brandpunt bij het optisch midden ligt.
samenvatting
Er zijn twee soorten lenzen: Bolle - en Holle lenzen
Bolle lens ("convexe lens") - Convergerende lichtstralen (achter de lens naar elkaar toe) - De lichtstraal door de hoofd-as, gaat rechtdoor. - Lichtstralen, evenwijdig aan de hoofd-as voor de lens, gaan achter de lens door het Brandpunt (F) achter de lens. - Hoe boller de lens hoe dichter het brandpunt bij het optisch midden van de lens ligt. Holle lens ("concave lens") - Divergerende lichtstralen (achter de lens van elkaar af) - De lichtstraal door de hoofd-as, gaat rechtdoor. - Lichtstralen, evenwijdig aan de hoofd-as voor de lens, gaan achter de lens uit elkaar (schijnbaar uit het Brandpunt (F) voor de lens). - Hoe holler de lens hoe dichter het brandpunt bij het optisch midden van de lens ligt. |
|